Is de zorg in Nederland duur? Misschien zelfs onbetaalbaar? Een gevolg van de marktwerking? Of juist de vergrijzing? Is het huidige stelsel nog houdbaar? En zo niet, wat moeten we dan? Een nationaal zorgfonds? Een Nederlandse NHS? En hoe zit dat met populatiegebonden bekostiging? Krijgen we dat nog geregeld vanuit het huidige stelsel?

Een kluwen van vragen waar weinigen een zinnig antwoord op kunnen geven. Pogingen om het gesprek te objectiveren stranden daardoor al snel in een ideologische richtingenstrijd op een gepolariseerd speelveld,  tussen het geloof in de vrije markt en de nostalgische hang naar het ziekenfonds.

Het rekenwerk laat ik graag aan anderen over. Maar ik heb inmiddels begrepen dat het er niet veel zijn, die dat kunnen: De Groene stelde afgelopen najaar vast dat er weinig goede studies gedaan zijn naar de oorzaken van de kostenontwikkeling in de Nederlandse zorg sinds het begin van deze eeuw. Dat geeft de discussiepartners de ruimte om feiten links te laten liggen.

De richting die na de Tweede Kamerverkiezingen gekozen wordt, zal in grote mate afhangen van de politieke kleur van het nieuwe kabinet. Maar welke partijen de lijnen ook uitzetten, ze zullen het nieuwe beleid motiveren als een manier om kosten in de hand te houden, en efficiënte en toegankelijke zorg te bieden.

Wat dat laatste betreft kwam mij onlangs een ander rapport onder ogen dat de ontwikkelingen in een wat breder perspectief plaatst. Seijgraaf Consultancy, specialist op het gebied van vergoedingen en markttoegang voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, publiceerde eind vorig jaar een rapport over de toegang van de zorg. Het is geschreven met het oog op de eigen klantenkring die nieuwe producten en diensten ontwikkelt voor de komende twee decennia.

Het rapport schetst een beeld waarin de collectieve zorgvoorzieningen langzaam worden afgebouwd. Enerzijds door financiële druk: geopolitieke ontwikkelingen nopen Europese regeringen tot een nieuwe prioritering van investeringen in defensie en veiligheid. Geld dat uit sociale voorzieningen gehaald wordt. Daarbij komt het effect van technologische ontwikkelingen, waardoor steeds in een eerder stadium bekend is wie in welke mate risico loopt op een zekere aandoening en of dat een risico is dat samenhangt met gedrag of erfelijke factoren. De vraag of iets aangeboren, aangeleerd of aangedaan is, wordt mede bepalend voor de beschikbare vergoedingen; evenals de vraag of het voorzienbaar, vermijdbaar of verwijtbaar is.

Is het resultaat de kaalslag die velen vrezen? Wordt langs deze assen de basisverzekering gedecimeerd? Krijgen we een zorgstelsel waar de drempel voor kwetsbaren (te) hoog wordt? Dat zijn inderdaad belangrijke vragen. Het lijkt een gevolg van de beschreven trends.

Maar daarmee is niet alles gezegd. Want zal het kille berekenen van kansen en risico’s op nationaal niveau mogelijk leiden tot het uitblijven van vergoedingen, op lokaal niveau is er wellicht wel ruimte en de behoefte om elkaars lasten te dragen. Het rapport beschrijft hoe op dat niveau nieuwe partijen zullen (moeten) opkomen, die de belangen van deze mensen zullen beschermen. Gemeenten zijn gebaat bij een vitale populatie die op goede zorg kan rekenen. Maar op lokaal niveau is ook eerder de bereidheid om solidair te zijn met een ander, die door de mazen van de basisverzekering valt. Op veel plaatsen zie je al mensen die de handen uit de mouwen steken en in wijk of dorp hun zorg- en energiezaken zelf gaan regelen. Het is geen grote stap om te bedenken hoe daar een stuk zorgzekerheid (bijvoorbeeld als aanvullende verzekering in combinatie met een passend dienstenaanbod) aan verbonden kan worden.

De vraag is natuurlijk: hoe werken deze krachten op elkaar in? De praktijk leert dat gemeenten tijd nodig hebben om hun positie te bepalen in een veranderen speelveld. Zeker wanneer dit soort grote verschuivingen plaatsvinden. Bovendien zullen hier ook andere partijen een rol gaan spelen. Er zijn financiers nodig om lokale structuren van een solide ruggengraat te voorzien. Het heeft tijd nodig om te komen tot een goede samenwerking tussen publieke en private spelers.

Persoonlijk denk ik dat veel van wat Seijgraaf schetst onze toekomst is. Daarbij zal voor het succes beslissend zijn welke route in deze richting gekozen wordt. Gaan we eerst nationaal snijden en kosten beheersbaar maken? En zet het kabinet de gemeenten onder druk om hierin mee te werken? Of gaan we eerst in het lokale op zoek naar de verbondenheid en andere krachten die de structuren van de toekomst kunnen vormen?

De laatste route is de langere, maar biedt wel de grootste kans op succes. Het helpt de lokale spelers, van wie we allemaal afhankelijk zijn voor goede zorg, om hierin mee te komen. Het biedt de mogelijkheid om gaandeweg te evalueren, bij te stellen en nieuwe reisgenoten te ontmoeten. Zowel vanuit de Zeeuwse Huiskamer als de Solidarity University heb ik ervaren dat er genoeg mensen zien die deze weg willen verkennen. Het is een nieuwe weg, met nieuwe partners. Daarom misschien eng en zullen velen het ontraden. Maar de situatie zoals die nu is vraagt ook om nieuwe instrumenten om de weg naar de toekomst te plaveien. Ik denk dat het het proberen meer dan waard is.

Santé!
Arend Roos

Download het rapport Zorgstelsel 2020-2025

Deze blog is eerder gepubliceerd op www.santezeeland.nl