Het is inmiddels weer vier maanden geleden dat ik de Exponential Medicine bezocht. Toch denk ik er nog dagelijks aan terug, ik praat er veel over met zorgmensen. Ik ervaar de worsteling om de ideeën over vernieuwing in de praktijk te brengen. Dat heeft alles te maken met de grote afstand die iedere bezoeker ervaart tussen de praktijk van de dag en de wereld van de XMED. Mij is opgevallen dat veel bezoekers in San Diego al worstelen met de vraag ‘wat kunnen we hier thuis mee?’. En om de potentie van exponentiële technologie te kunnen benutten zullen we in staat moeten zijn om te begrijpen waarom deze beleefde afstand zo groot is.
1. Exponentiële technologie stelt ons lastige vragen
De Exponential Medicine geeft zijn bezoekers een blik in de nabije toekomst. De technologische ontwikkeling maakt indruk. Maar meteen wordt ook duidelijk dat een veel bredere maatschappelijke, filosofisch-ethische en juridische doordenking nodig is om deze oplossingen in de praktijk toe te passen. Vooraf werd ik gewaarschuwd dat de conferentie mindblowing zou zijn en daarmee is geen woord teveel gezegd. Wie daar rondloopt vraagt zich zeker dagelijks af hoe het is om onsterfelijk te zijn.
Met name tijdens de sessies over bio-hacking en gene-editing werd voor veel aanwezigen duidelijk hoe fundamenteel de vragen zijn die op ons afkomen. Wanneer we bijvoorbeeld over een toolkit beschikking om de human species structureel te verbeteren, wie gaat die gebruiken en hoe? Een groot complex aan vragen dient zich aan: wat is verbeteren? welke criteria worden daarbij gehanteerd? hoeveel vrijheid gunnen we elkaar daarbij eigen afwegingen te maken? Wat is autonomie en welke verantwoordelijkheid dragen we voor een volgende generatie?
De omvang en complexiteit van deze vraagstukken heeft voor velen een verlammend effect. En wie zich eenmaal aan een gesprek over deze onderwerpen waagt, blijkt in een mijnenveld beland waar consensus nog ver te zoeken is. Het is gemakkelijker en comfortabeler deze situaties uit de weg te gaan, want ook vandaag ligt er nog genoeg werk.
2. Niet iedereen zit er op te wachten
Weer even thuis is mij opgevallen dat veel organisaties gewoon niet op slimme oplossingen zitten te wachten. Hoe veelbelovende de technologische ontwikkelingen, zoals big data, brain-computer interfaces en bio-hacking ook zijn, in de Nederlandse zorgwereld zijn dit niet voor iedereen de antwoorden die men zoekt bij de eigen problemen.
Onlangs bezocht ik de zoveelste bijeenkomst over de Zeeuwse zorg. Vrijwel iedereen die in onze provincie een zekere (formele) zorgverantwoordelijkheid draagt was daar te vinden. Centraal stond de vraag hoe we met elkaar komen tot betere zorg. Opvallend was echter dat daarbij vooral gedacht aan betere onderlinge afspraken, een provincie en verzekeraar die hun rol adequaat oppakken en het fatsoenlijk regelen van de uitwisseling van medische gegevens. Het gesprek verzandde in gemeenplaatsen en een weinig gepassioneerd publiek.
Die middag dacht ik terug aan mijn ervaringen bij de Exponential Medicine. Zoveel energie als ik aan de Pacific op deed verloor ik langs de Schelde. Ik vroeg mezelf serieus af: zit men hier wel te wachten op vernieuwing? Heeft men wel behoefte aan een grondige verbetering van de zorg aan Zeeuwse patiënten? Het probleem is niet dat men zou ontkennen slimme oplossingen te willen, maar veel meer dat men het voortdurend blijft zoeken binnen de veilige wereld van het (eigen) systeem. Binnen de kaders van het huidige stelsel willen we het zo goed mogelijk regelen. Dergelijke bijeenkomsten verworden dan tot een rituele dans. Af en toe moet je het doen om elkaar te treffen, maar het echte probleem (namelijk een patiënt die onvoldoende recht wordt gedaan en zorgdiensten die structureel beter geleverd kunnen worden) niet besproken wordt. In plaats daarvan wordt het eigen gelijk en onvermogen bevestigd.
Het aanschouwelijk maken van de impact van exponentiële technologie kan helpen om daar buiten te treden. Het heeft een waanzinnig (soms ook letterlijk) inspirerend effect. Maar dat maakt ook nerveus. Want nieuwe technologie en nieuwe organisatiemodellen schudden aan de fundamenten van veel organisaties. Dan is het gemakkelijker om daarvoor de ogen even te sluiten.
3. De rol van de patiënt verandert
Een derde verklaring voor de grote afstand tussen de lessen vanuit Californië en de praktijk ligt aan de rol van de patiënt. Nieuwe informatievoorziening, communicatietechnologie en personalised medicine zal de positie en rol van de patiënt sterk doen veranderen. Patiënten en hun familie, ook al blijft hun afhankelijkheid een gegeven, krijgen veel meer instrumenten in handen om een actieve rol in het medische proces te spelen.
In principe sluit dit goed aan bij de visie-statements van de meeste zorgaanbieders: de patiënt is toch het middelpunt? Inderdaad, de patiënt wordt in het midden van onze wereld en onze systemen geplaatst. En daarmee fundamenteel geen recht gedaan. De beweging naar de patiënt toe maakt de zorgverlener tot participant van zijn wereld. Maar dat vergt een enorme omslag, waarbij de eigen organisatie vaak de grootste belemmering vormt.
Hoe dan wel?
Ondanks mijn misschien wat scherpe woorden heb ik ook geen pasklaar antwoord op de vraag naar een goede dialoog tussen de huidige wereld en de potentie die nieuwe technologie meebrengt. Ik wil me wel wagen aan het formuleren van een aantal grondlijnen of contouren van een omgeving waarin deze dialoog opbloeit.
1. Weet waar je voor staat.
Organisaties met een heldere missie en visie blijken veel sneller te kunnen innoveren dan de navelstaarders. Zij schakelen sneller en hebben minder angst voor de toekomst.
2. Begin de dialoog vanuit het gesprek met de patiënt.
Wie helder formuleert waar hij voor staat, heeft geen moeite dat aan patiënten uit te leggen en kan zelfs op hun medewerking rekenen. Deze expert wil je echt verder helpen en heeft meestal het laagste uurtarief.
3. Vernieuwing is belangrijker dan consensus.
Zeker in Zeeland hechten we aan overleg en (bestuurlijke) consensus. We complimenteren onszelf als dat lukt. Voor echte vernieuwing is dat de dood in de pot.
4. Ga experimenteren.
Ik ken organisaties die regelmatig nieuwe spulletjes kopen, wat experimenteren, daar veel van leren en misschien tot de conclusie komen dat het niet werkt, maar ondertussen meer geleerd hebben over zichzelf en hun patiënten dan anderen.
5. Investeer in de doordenking van deze thema’s in het onderwijs.
Studenten en toekomstige werkgevers zijn gebaat bij onderwijs waar kennis wordt verzameld van praktijksituaties en geleerd wordt daarvoor oplossingen te ontwikkelen. Daarbij zullen verschillende perspectieven (alfa, beta en gamma) met elkaar in gesprek moeten komen, anders blijft de XMED een feestje voor nerds.